De vraag waarmee we coaching beginnen is eigenlijk steeds:
‘Wat moet er in onze bijeenkomsten gebeuren zodat u aan het einde van het coachingstraject kunt zeggen: dát heeft zin gehad?’
Dat betekent dat we een specifiek en realistisch doel afspreken en zo duidelijk mogelijk beschrijven waaraan we uiteindelijk kunnen zien of u dat doel hebt bereikt.
Als we na het kennismakingsgesprek beiden van mening zijn dat PSY-coaching ook voor u zinvol kan zijn, spreken we een traject van vijf sessies van anderhalf uur af waarin we uw doel trachten te bereiken. Zoals ik eerder aangaf is PSY-coaching een leerproces, waarin u leert uzelf beter te kennen en waarin u leert beter met uzelf, anderen en uw lichaam om te gaan. Een proces is iets anders dan een adviesgesprek, waarin de één een vraag stelt en de ander een advies geeft, waarbij het dan nog maar de vraag is of het advies wordt opgevolgd dan wel kán worden opgevolgd (wellicht zijn er onvoldoende vaardigheden of liggen de omstandigheden dwars). Een proces, en zeker een leerproces, is een doelgericht en afgebakend traject met een duidelijke en transparante opbouw en een samenhangende opeenvolging van sessies en thuiswerk (zoals het oefenen van vaardigheden), waarin de leerervaringen en vaardigheden op elkaar voortbouwen.
Voorgaande betekent onder meer dat ik u geen afzonderlijke coachingsgesprekken aanbied en dat, om de samenhang te waarborgen, het traject binnen een periode van maximaal drie maanden wordt doorlopen. In die drie maanden ben ik overigens ook telefonisch en per mail voor u beschikbaar. Mocht het eerste traject niet voldoende zijn, kunnen we, indien gewenst, nog eens een traject van vijf sessies afspreken.
Mochten we na tien sessies het gestelde doel onverhoopt niet hebben bereikt, is het de vraag hoe dat komt. Was bijvoorbeeld het gestelde doel te veelomvattend, dan wel hebben we het te weinig afgebakend, of is onze samenwerking, ondanks onze goede bedoelingen en inspanningen, toch niet efficiënt gebleken? We zullen ons er dan heel duidelijk van moeten vergewissen of een derde pakket voldoende toegevoegde waarde gaat hebben, zijn we die mening niet toegedaan dan heeft het weinig zin om, tegen beter weten, in samen verder te gaan.
Klachten en krachten
Inhoudelijk is mijn manier van coaching zowel probleemgericht als oplossingsgericht. Probleemgericht in die zin dat we ons zullen richten op de factoren die uw ontwikkeling tegenhouden en hoe u daar anders mee om kunt gaan, oplossingsgericht in die zin dat we kijken wat er al goed gaat, hoe u dat doet en hoe u dat vaker kunt doen.
In coaching is iedere sessie een ontwikkelingsmoment. In de eerste plaats biedt elke bijeenkomst u de mogelijkheid om in alle rust te bekijken waar uw ontwikkeling wordt tegengehouden, dan wel waar u zich láát tegenhouden, door uw omstandigheden en/of door uzelf. U kijkt in de spiegel die u wordt voorgehouden. Dat is niet altijd prettig, misschien komt u eigenschappen, emoties en zaken tegen waarmee u liever niet wordt geconfronteerd. Maar aan de andere kant kunt u op constructieve wijze gebruik maken van die confrontaties. Zo wijzen negatieve emoties u op behoeften die gefrustreerd worden en kunt u deze op andere manieren proberen te vervullen en kunt u uw creativiteit gebruiken om van een probleem een mogelijkheid te maken. Uiteindelijk geeft het een goed gevoel en meer zelfvertrouwen wanneer u merkt dat u zich verder ontwikkelt, hindernissen kunt nemen, tegenslagen kunt overwinnen en verdere stappen kunt zetten.
Coaching zou in principe buiten uw huisarts om kunnen gaan, strikt genomen hoeft u ook niet te worden verwezen, maar het heeft wel mijn voorkeur dat u uw voornemen met uw huisarts bespreekt, deze kent u immers goed en kan u adviseren wat voor u de beste weg is om uw doelen te bereiken.
Hieronder kunt u de inleiding lezen van een vijftal columns over psychische en psychosociale probleemgebieden waarover ik u, naast andere probleemgebieden, Psy-coaching kan aanbieden.
(de volledige tekst van deze columns stuur ik u op verzoek graag toe)
Vermoeide helden
Burn-out in het kort
De laatste tijd zie ik steeds vaker mensen met burn-out klachten, ze zijn opgebrand, aan het einde van hun latijn, hebben een kort lontje of de emmer loopt over. Of er bij al die mensen sprake is van een burn-out, en wat dat dan wel precies moge zijn, is niet zo duidelijk. Wat vaak wel duidelijk is, is dat zij in de loop van jaren overbelast zijn geraakt en onvoldoende rust hebben gekregen of genomen. Wanneer daarbij het werk als een belangrijke oorzaak wordt gezien, wordt er al snel gedacht aan burn-out.
Wat is burn-out en hoe kom je d’r aan?
Burn-out is een uitputtingsreactie van lichaam en geest op een lange periode van overbelasting, lichamelijk en/of mentaal, vooral bij mensen die daar gevoelig voor zijn. Een burn-out doet zich overigens niet alleen voor bij overbelasting in een betaalde baan. Ook bij langdurige overbelasting in, bijvoorbeeld, mantelzorg, huishouden, studie, vrijwilligerswerk, bij verlies van een dierbare of langdurige relatie- of gezinsproblemen, ligt burn-out op de loer. De kans daarop is nog groter bij een combinatie van bovengenoemde factoren en bij mensen die perfectionistisch zijn, de lat hoog leggen of erg ambitieus zijn, als het ware de ‘vermoeide helden’.
Nu moet het maar eens afgelopen zijn, ik wil d’r vanaf!
Ongewenste gewoonten en zelfcontrole in het kort
Ongewenste gewoonten zijn er in allerlei soorten en maten: van relatief onschuldig neuspeuteren tot te veel snoepen of drinken en dwangmatig haartrekken. We hebben er allemaal wel één of meerdere en sommige kunnen je behoorlijk dwars zitten.
Wat zijn ongewenste gewoonten en hoe kom je d’r aan?
Ongewenste gewoonten zijn terugkerende gedragingen, vaak ontstaan in de kindertijd, die je veelal automatisch en schijnbaar onbewust uitvoert en waarbij het je, ondanks de nadelen ervan, nog niet is gelukt om ermee te minderen of te stoppen. Omdat je ongewenste gewoonten vaak in allerlei situaties en omstandigheden uitvoert, kunnen al deze situaties en omstandigheden deze lastige gewoonten uitlokken. Daarnaast hebben ze op korte termijn vaak prettige gevolgen, zoals een lekkere smaak of een vermindering van spanning en onrust. De nadelen ervan bemerken we vaak pas op de wat langere termijn, zoals gewichtstoename en kale plekken.
Bij hardnekkige ongewenste gewoonten spelen vaak ook in standhoudende gedachten een belangrijke rol: zoals de gedachte dat de drang te sterk is om er weerstand tegen te bieden, of gedachten waarmee je jezelf toestemming geeft (‘na een drukke dag heb ik het wel verdiend om …’) of onderschat (‘zo erg is het niet’, of ‘ik kan er makkelijk mee stoppen’).
Overgewicht, een zwaarwegend probleem!
Zowat de helft van het aantal volwassenen in ons land heeft overgewicht.
Ik hoef u waarschijnlijk niet te vertellen dat dat nogal wat invloed kan hebben, niet alleen lichamelijk, maar ook sociaal en psychisch, zeker wanneer er sprake is van obesitas. Al hoeft dat natuurlijk niet voor iedereen te gelden, er zijn ook mensen met een maatje meer die dik tevreden zijn.
Een mogelijk antwoord op deze obesitasepidemie is de Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI), welke sinds dit jaar vanuit de basisverzekering wordt vergoed (op verwijzing van huisarts of medisch specialist).
Da’s heel mooi, dat begeleiding bij het krijgen en behouden van een gezonde leefstijl sinds kort vergoede zorg is. Maar waarom komt deze hulp dan maar zo langzaam op gang en waarom is deze nog niet overal beschikbaar?
Volgens mij komt dat voor een groot deel omdat we nog steeds niet zo heel goed weten waar overgewicht nu mee te maken heeft. Is het erfelijk en komt de een eerder aan dan de ander (als het ware ‘dikke pech’)? Komt het omdat we in een maatschappij leven waarin eten zowat overal voorhanden is en je moeite moet doen om voldoende beweging te vinden (de zogenoemde ‘obesogene omgeving’)? Of is het ons gedrag wat ons dwars zit (zo is eten niet alleen noodzakelijk, maar kan het ook lekker, gezellig, belonend en troostend zijn, en soms is er zelfs sprake van een onderliggende eetstoornis)?
Elk nadeel heb zijn voordeel?
Sociale-angst in het kort
Voor de meesten van ons zijn de coronacrisis en de genomen maatregelen om de pandemie in te dammen een zware last. Sommigen menen in die maatregelen ook een ‘voordeeltje’ te zien. Bijvoorbeeld mensen met sociale-angst. De huidige maatregelen om afstand van elkaar te houden kunnen voor hen een excuus zijn om sociale contacten uit de weg te gaan.
Wat is sociale-angst en hoe kom je d’r aan?
Eenvoudig gesteld gaat het om angst in sociale situaties, en dan gaat niet om een ongemakkelijk of zenuwachtig gevoel in het contact met anderen. Nee, soms is er zelfs sprake van heuse paniek.
Zoals bij zovele angsten spelen onze gedachten hierbij een belangrijke rol en worden de mogelijke risico’s van de situatie overschat. In het geval van sociale-angst gaat het dan bij voorbeeld om de angst niet uit je woorden te komen, niet te weten waarover je moet praten of dat de ander ziet dat je gespannen bent. Maar ook gedachten over de mogelijke reactie van de ander: wat ze, in negatieve zin, van je vinden en misschien ook wel gaan zeggen.
Met die angstgedachten zet je je ‘alarmsysteem’ aan, waarbij het lichaam reageert met allerlei angst- en spanningsklachten, zoals trillen, zweten, blozen, hartkloppingen en gespannen spieren.
Gevolg daarvan is echter dat al je aandacht naar jezelf gaat: je ziet als het ware hoe je d’r bij staat, je voelt de spanningen door je lijf gieren en je gedachten slaan op hol. Doordat je zo op jezelf gericht bent, is er minder aandacht voor het sociale contact zelf en kom je misschien inderdaad niet goed uit je woorden. Datgene waar je bang voor bent dreigt te gebeuren, je belandt in een vicieuze cirkel en je ziet misschien geen andere mogelijkheid dan de situatie te ontvluchten.
Aááááh, wat gebeurt er nou?!!!
Paniekstoornis in het kort
Velen van ons hebben wel eens een paniekaanval gehad: een korte periode van heftige angst met lichamelijke verschijnselen zoals ademnood, hartkloppingen, duizeligheid en gevoelens van onwerkelijkheid. En misschien zelfs wel de angst om dood te gaan of gek te worden. Beangstigend om mee te maken, maar daarmee nog geen paniekstoornis.
Wat is een paniekstoornis en hoe kom je d’r aan?
Bij een paniekstoornis gaat het over herhaaldelijke paniekaanvallen, angst voor een volgende paniekaanval en gedragsveranderingen zoals vermijding van plaatsen en situaties of veiligheidsgedrag, zoals een plastic zakje of een rustgevend pilletje bij je hebben.
Een paniekaanval begint vaak met onschuldige en normale lichamelijke verschijnselen waarvoor je op dat moment geen geruststellende verklaring kunt vinden, zoals te veel stress, slecht slapen of overwerkt zijn. Vooral als die verschijnselen zich plotseling en onverwacht voor (lijken te) doen ben je geneigd om er gevaar in te zien en ben je misschien bang flauw te vallen, te stikken of een hartaanval te krijgen. Die angst gaat weer gepaard met nog meer lichamelijke verschijnselen, die je angstvallig in de gaten houdt en waardoor je in een paniekcirkel terecht kunt komen. En dat kan dan weer leiden tot een paniekstoornis en vermijding van bijvoorbeeld plaatsen, situaties of lichamelijke inspanning. Met als gevolg dat je steeds angstiger wordt, want door je vermijdings- en veiligheidsgedrag ervaar je niet dat de gevreesde rampen zich niet echt voordoen.
Hieronder kunt u de inleiding lezen van nog eens vijf columns, deze hebben niet per se betrekking op onderwerpen van Psy-coaching, maar werpen wel licht op mijn zienswijze en werkwijze.
(de volledige tekst van deze columns stuur ik u op verzoek graag toe)
Waarom doe je dat nou?!
cognitieve gedragstherapie in het kort
Deze vraag zult u vast wel eens hebben gesteld, aan uw partner, uw kinderen, of wie dan ook. Terwijl het goed beschouwd eigenlijk meestal helemaal geen vraag is, het is eerder een vermaning: dat doe je niet meer!!! Maar het is juist heel interessant om die vraag wel als zodanig te zien: waar doen wij wat we doen?
Vanuit de ‘cognitieve gedragstherapie’, een zeer succesvolle vorm van psychotherapie, is deze vraag als volgt te beantwoorden: gedrag is een zinvolle reactie in een betekenisvolle omgeving. Een mooie oneliner, maar wat wordt er nu eigenlijk mee bedoeld? Het eerste deel van deze stelling beweert dat gedrag een zinvolle reactie is, dat we gedrag vertonen als we verwachten en/of hebben geleerd dat we er iets mee kunnen bereiken dat we belangrijk vinden, als het ons iets oplevert, als het gedrag als het ware wordt ‘beloond’.
Ter verduidelijking een herkenbaar voorbeeld, waarin we Jan en zijn moeder volgen die naar de supermarkt gaan. Jan, een manneke van een jaar of drie, wordt door zijn moeder in het winkelwagentje gezet. Wanneer ze bij de schappen met snoepgoed komen begint Jan te krijsen, moeder ziet de ogen van het winkelend publiek op zich gericht en om Jan te laten stoppen met krijsen geeft ze hem snel een zakje van zijn favoriete snoep. Jan lacht tevreden en moeder is blij dat hij weer rustig is.
Probeert u eens de volgende vraag te beantwoorden: wie leert wat van wie?
Hoe heb je dat klaargespeeld?
Oplossingsgerichte therapie in het kort
Cognitieve gedragstherapie, waarover ik vorige keer schreef, wordt wel eens een probleemgerichte therapie genoemd. Dat wil zeggen dat de nadruk wordt gelegd op de problemen, om deze vervolgens nauwkeurig in kaart te brengen en met allerlei methoden kleiner te maken.
Je kunt problemen echter ook vanaf de andere kant benaderen en kijken wanneer de problemen zich niet voordoen: wat zijn de uitzonderingen op het probleem? Door die nauwkeurig in kaart te brengen en deze met allerlei methoden wat groter te maken, wordt het probleem uiteindelijk ook kleiner. Uiteindelijk komt het op hetzelfde neer, maar voor velen komt deze oplossingsgerichte benadering hoopgevender en sympathieker over.
Met oplossingsgericht wordt hier bedoelt dat mensen de oplossing al in zich hebben, ze hoever daar ‘alleen nog maar’ meer zicht op te krijgen en deze uitzonderingen uit te breiden. Een erg positieve benadering: je leert dat je het soms, of vaak, al goed doet en dat dat je dat blijkbaar al deels in de vingers hebt.
De oplossingsgerichte behandeling bestaat er voornamelijk uit dat je er in de gesprekken met de therapeut samen achter komt hoe je het klaarspeelt om die uitzonderingen er te laten zijn. Dus niet zozeer wat jouw aandeel is in het probleem, maar waar jouw aandeel is in de uitzonderingen op het probleem.
Dat is de reden dat ik mijn vervolggesprekken vaak begin met de vraag: wat gaat er beter? Naar mijn mening is er altijd wel iets, al is het nog zo klein, dat beter gaat. Dat zou u overigens nu, op dit moment, ook voor uzelf eens kunnen bedenken: wat gaat er goed of, wanneer heb ik minder last van mijn probleem?
Een babbelbox met vijftigduizend gedachten, per dag.
Acceptance en Commitment Therapy (ACT) in het kort
Een waarde(n)vol leven en je veerkracht vergroten door te stoppen met vechten tegen het onvermijdelijke en te investeren in die dingen die echt belangrijk zijn in het leven.
In ons leven maken we onvermijdelijk vervelende gebeurtenissen mee en zullen we op zijn tijd vervelende gedachten, moeilijke emoties en nare lichamelijke verschijnselen ervaren. Volgens ACT is het de kunst om je daar niet door te laten meeslepen, zodat we energie overhouden voor de waardevolle zaken in ons leven.
Verder gaat het erom te leven volgens je waarden, zoals gezondheid, relaties en geloof. Als je investeert in waarden, als het ware de motor van je leven, kun je een waarde(n)vol leven leiden. Want het controleren van en vechten tegen het onvermijdelijke staat zo’n leven eerder in de weg.
Keuzevrijheid
Volgens ACT is het van belang dat je je gedachten niet al te serieus neemt, die babbelbox die zo’n vijftig duizend gedachten per dag produceert kan het ons behoorlijk moeilijk maken, zeker als we al die gedachten ook nog eens voor waar aannemen. Beter kun je gebruik maken van je keuzevrijheid om iets anders te doen dan wat al die gedachten ons doen geloven, we kunnen er namelijk voor kiezen om die adviezen, vaker nog zijn het bevelen, die ons brein ons geeft wel of niet op te volgen.
Technieken om die keuzevrijheid te vergroten zijn bijvoorbeeld om je brein een naam te geven, welke naam maakt niet zoveel uit, als die naam voor jou maar aangeeft dat je de gedachten die uit dat brein voortspruiten niet allemaal serieus te nemen zijn. Een andere manier is om zo’n gedachte of bevel te zingen, of uit te spreken met een gek stemmetje. Als je een gedachte als ‘ik ben toch nergens goed in’ gaat zingen of met een Donald Duck stemmetje uitspreekt, komt die al een heel stuk minder serieus en geloofwaardig over.
Leven op de automatische piloot of leven in het NU….
Mindfulness in het kort
In mijn vorige column schreef ik over ACT en hoe daarin een andere, meer accepterende houding tegenover je ervaringen, gedachten en gevoelens wordt nagestreefd. Eén van de wegen om dit doel te bereiken is Mindfulness, een vorm van aandachtstraining waarbij je probeert in het hier en nu te blijven en alles te ervaren wat er zich voordoet zonder te oordelen en zonder er onmiddellijk iets aan te willen veranderen.
Automatische piloot
Vaak leven we op de automatische piloot, zijn we er met onze gedachten en gevoel niet bij, doen we ons ding zonder er echt aandacht aan te schenken, of we luisteren maar met een half oor. Ook zijn we vaak, al piekerend, meer bezig met het verleden of de toekomst dan met wat we nú ervaren en meemaken. Op zich hoeft dat niet verkeerd te zijn, maar net zoals een piloot zich ervan bewust moet zijn of het nog wel zo verstandig is de automatische piloot ingeschakeld te laten, moeten ook wij daarin bewust en met aandacht keuzes maken.
De paradox van mindfulness
Eenvoudig gesteld is het doel van mindfulness-oefeningen, ook wel meditaties genoemd, om mindful te worden en te leven met aandacht. En niet om te ontspannen, het is immers geen ontspannings- of ademhalingsoefening. Het is de bedoeling om te mediteren alsof het de eerste keer is dat je het doet, benieuwd naar wat er komen gaat, zonder iets specifieks te verwachten. Dit is de paradox van mindfulness: geen verwachtingen hebben, maar toch stilletjes hopen dat het je iets oplevert. En vaak levert het ook iets, en soms zelfs veel, op, zoals verbeteringen in concentratie en geheugen (omdat je minder door van alles wordt afgeleid), een positievere levenshouding (omdat je accepteert wat er is) en minder stress (omdat je minder piekert en je minder mee laat slepen door je ervaringen, gedachten en gevoelens).
Slechte jeugd gehad zeker…?
Schematherapie in het kort
Als iemand buiten de gebaande paden wandelt of wanneer iemand fiks met zichzelf in de knoop ligt, wordt wel eens neerbuigend en ironisch gezegd dat diegene dan wel een slechte jeugd zal hebben gehad….
En ja, dat zou best eens waar kunnen zijn, negatieve ervaringen in je jeugd kunnen er behoorlijk inhakken. Al kan die ‘slechte jeugd’ verschillende vormen aannemen.
De meest duidelijke voorbeelden zijn natuurlijk wanneer iemand als kind is mishandeld of misbruikt, of wanneer er sprake was van middelengebruik door (één van) de ouders, of wanneer er voortdurend ruzie was. Maar ook een gelukkige jeugd, waarin iemand alles had wat zijn hartje begeerde, waarin heel veel mocht en nooit een onvertogen woord viel, kan bij nader inzien toch niet zo gelukkig zijn.
In onze jeugd kunnen namelijk bepaalde behoeften onvervuld blijven, hetgeen een serieuze invloed kan hebben op ons latere leven. In de hierboven beschreven ‘gelukkige jeugd’ bijvoorbeeld zou het kunnen zijn dat iemand niet heeft geleerd om met tegenslagen of grenzen om te gaan, of geen echte aandacht heeft gekregen of ervaren, misschien kwam iemand dan materieel niets tekort, maar misschien wel op emotioneel vlak.
Onvervulde behoeften
Binnen de gedragstherapie is het vooral de schematherapie die uitdrukkelijk aandacht heeft voor de ervaringen die we opdoen als kind en jeugdige en op mogelijk onvervulde behoeften, die in ons latere leven tot forse psychische en sociale problemen zouden kunnen leiden.